De Jaren ’70: Worst Of Times, Best Of Times
- noahmaassen
- 13 minuten geleden
- 9 minuten om te lezen

Herkent u volgend kort gesprek? Het begint zo: ‘Kan je mij even vijf frank lenen? ‘t Is om naar mijn moeder te bellen en te zeggen dat ik geslaagd ben… en dat ik nog niet direct naar huis kom.’
Dát was meermaals de conversatie bij het aanschuiven aan die publieke telefooncellen zoals die bv. aan het Herbert Hooverplein in Leuven stonden. Natuurlijk hadden we dan net niet die vijffrankstukken bij die we daarvoor nodig hadden. En moesten we die gaan lenen...
Als we dan zien hoe studenten nu communiceren met het thuisfront… Nu sturen die een WhatsApp-je met als boodschap: ‘Ma, ik ben er door, zet je nog eens gauw 50€ op mijn rekening? Love you (met een hartje)’
Nu, die geleende vijf frank werd dan meestal ook nog terugbetaald in natura… met een pint wel te verstaan. Want ja, een pint bier kostte in 1975 … exact vijf frank! Omgerekend is dat nu… 12 eurocent. Met ons kleingeld konden we toen nogal wat pinten drinken. Ik herinner mij een vrijdagavond in 1977 of 78, dat ik met Jan Callewaert, onze betreurde medestudiegenoot, afgesproken had in de Blauwe Schuit op de Vismarkt in Leuven – Jan zat daar vlakbij op kot - en we stelden vast dat we elk op het einde van de week alleen nog maar wat muntstukken over hadden… We legden die dan bijeen op de toog… en het feit dat we op het einde van de avond redelijk vrolijk naar huis zijn getrokken, bewijst dat ‘kleingeld’ toen nog iets waard was… Eens buiten zongen we luidkeels ‘Money, money, money ‘ van ABBA! We voelden ons rijk met ons kleingeld!
Aan de hand van de bierprijs leerden we wat het begrip ‘inflatie’ was. En dat ‘inflatie’ onze ‘koopkracht’ uitholde… Zeer zeker. Tien jaar later, in 1985, kostte een pintje bier al 25 Belgische frank i.p.v. 5 frank, of omgerekend 0,62 euro – vandaag nog altijd een koopje - … maar toen ging de bierprijs op tien jaar tijd maal vijf! Van inflatie gesproken!
Je moest dus niét in de les zitten maar wel op café om begrippen als ‘inflatie’ en ‘koopkracht’ aan den lijve te ondervinden. Maar als je je koopkracht wilde beschermen, dan zat je beter wél in de les…
Terug naar de 1975, de prehistorie van het computertijdperk.
Zie ons daar nog rondlopen in de gangen van het Handelskot met onze stapel ponskaarten, om door de Heilige Mainframe van de faculteit te laten jagen. De hogepriesters van de faculteit staken die kaarten in de muil van dat computermonster. En wij maar hopen dat er een mooie listing met resultaten uit zou komen. Menige collega-student heb ik toen met de handen in het haar gezien… dicht bij een wanhoopsdaad… maar gelukkig kwam ik die collega ’s avonds terug tegen luid pratend in de eko-bar.
Op het einde van onze studies deden er dan plots onheilspellende geruchten de ronde: ‘We gaan allemaal een persoonlijke computer krijgen! … de PC komt eraan!’
Ik weet nog dat er in 1981 een demonstatie van de PC werd gegeven, in lokaal 01.29 van Dekenstraat 2. Een afgeladen aula vol met junior én senior managers, én CEO’s, en ook proffen en assistenten,... Iederéén keek half met bewondering en half vol ongeloof naar ‘dat ding’ dat daar vooraan stond en een halve tafel in beslag nam, én dat door een team van liefst 3 computerdeskundigen met veel moeite aan de praat werd gebracht… de PC! En zoals we weten… de rest is geschiedenis.
Het is toch verbazingwekkend hoe veerkrachtig en flexibel wij allemaal toch wel zijn! Vandaag tokkelen wij op onze smartphone alsof wij nooit anders gedaan hebben. Het is een megacomputer die permanent in onze binnenzak steekt. Vijftig jaar geleden, toen we aan onze universitaire studies begonnen, in 1975 of in die buurt, was alles nog analoog.
Die veerkracht die wij getoond hebben, heeft de economie óók getoond. Het jaar 1975 was wel in het
begin van de Grote Crisis van de jaren ’70; crisis die, zoals we allen weten, eind 1973 begonnen was met de eerste oliecrisis. We herinneren ons allemaal nog die autoloze zondagen. Die maakten die crisis tastbaar. Al vonden wij als jonge gasten zo’n crisis wel leuk: de straat was weer van ons!
Maar stilaan sijpelde toch het besef door dat de Gouden Jaren Zestig, die dertig jaar geduurd hadden, voorgoed voorbij waren. Nieuwe begrippen zoals ‘Stagflatie’ staken de kop op, de werkloosheid rees de pan uit, de interestvoeten schoten boven de 10%, en het inflatiecijfer bereikte verschillende jaren zelfs 15% op jaarbasis. Amai een inflatie van 15%! En de overheidsfinanciën? Die werden midscheeps geraakt door het economisch schipbreuk dat we toen leden.
En dan kwam plots ene José Happart op het toneel. Hij kwam tussendoor even vertellen dat ‘Voeren Waals’ was, met zijn partij ‘Retour à Liège’. In volle economische crisis… van ‘timing’ gesproken… Tussen
haakjes, hoe snel het allemaal kan keren: tien jaar eerder, in 1968, viel de regering Vanden Boeynants over de kwestie ‘Leuven Vlaams’, en dan, tien jaar later, viel een regering Tindemans over de kwestie ‘Voeren Waals’…
Regeringen vielen dus niet over het sociaaleconomische beleid maar wel over taalkwesties.
En was de financieel-economische toestand dan wel zo erg? Blijkbaar niet, want een Waals minister, om de Waalse socialist Guy Mathot niet te noemen, zei openlijk dat ‘het gat in de begroting er vanzelf is gekomen en dat het vanzelf weer zal verdwijnen’… Tja, hoe konden de mensen de budgettaire toestand dan ernstig nemen?
In 1979, toen de meesten van ons afstudeerden, kwam een tweede oliecrisis de economie nog verder dwarsbomen… en onze jobperspectieven beperken.
Alhoewel. Alhoewel. Ondanks de economische crisis vonden de meesten onder ons redelijk vlot werk. Het zegt ook iets over de goede kwaliteit van onze opleiding aan de faculteit!
En de faculteit deed er ook echt alles aan. Er werden toen ook al jobinfodagen georganiseerd. Ik had mij ook ingeschreven, vooral om te leren hoe je best zou solliciteren. En je wist maar nooit.
Een anekdote daarover. Ik had een afspraak om 13 uur, ik dacht: ik plan dat niet te vroeg na een cantus... Ik zat vlakbij op kot zat, in de Brabançonnestraat, en ik had mijn wekker niet gezet... Minder dan een half uur vóór mijn afspraak om 14 uur schoot ik plots wakker. Oei! Mijn afspraak! Ik moest mij nog snel scheren en een douche nemen, en dan lopen-lopen-lopen naar de faculteit. Ik liep er door een lange gang, en liep er voorbij een meneer die in een deurgat stond te wachten. Ik liep hem voorbij en groette hem vluchtig, hij groette beleefd terug. En ik liep verder. Plots stelde ik vast dat ik te ver was doorgelopen en keerde op mijn stappen terug. Daar, bij die meneer in het deurgat, dáár moest ik zijn. Ik stak nog gauw mijn zakdoek aan mijn kin om de bloedsporen van het te snelle scheren weg te vegen. Ik stopte bij die meneer en haalde diep adem en vroeg hem: ‘Is dit Ford Motor Company?’ Hij antwoordde ‘Neen, u bent hier bij General Motors.’ ‘Juist’ zei ik, dat is het! General Motors, daar moet ik zijn!’. ‘Oké, zuchtte de meneer, komt u toch maar binnen.’
Het werd een hoffelijk gesprek… dat eindigde met de aankondiging ‘dat ze nog iets van zich zouden laten horen’… Inderdaad, ik heb een beleefde brief gekregen met de melding ‘dat ik een goede kandidaat was, maar dat ze helaas mij niet konden weerhouden’, en GM wenste mij nog veel succes.
Chique mensen daar bij General Motors. Maar ik heb er dus wel uit geleerd wat je vooral niét moet doen wanneer je gaat solliciteren. U niet scheren vlak vóór een sollicitatiegesprek bv. !
Maar stel, stel dat ik toch bij General Motors had kunnen beginnen. De fabriek in Antwerpen is nu al 15 jaar dicht. Hoe zou mijn loopbaan dan verlopen zijn? Héél anders zeker en vast. Of hoe toeval in het leven een onderschatte factor is. Dat zal ook wel bij jullie het geval zijn.
Niettemin trok ik na dit mislukt sollicitatiegesprek niet ontevreden terug naar mijn kot, en dacht aan de song ‘Autobahn’ van Kraftwerk, je weet wel… ‘Fahren, fahren, fahren auf die Autobahn.’ Tja…Ford Motor Company… Djeezes!
De veerkracht die elk van ons getoond heeft, is de bron van ons succes geworden, dat mag ik toch wel zeggen. Ook dát onderschatten wij.
Ook de regeringen hebben daarna de nodige veerkracht en vooral slagkracht getoond. In de jaren 80 heeftWilfried Martens met zijn regeringen, en Jean-Luc Dehaene met zijn regeringen in de jaren 90, de nodige veer- en slagkracht getoond. Herinner u de devaluatie van de Belgische frank in februari 1982 met 8,5% en de begeleidende herstelmaatregelen van Martens V? En in de jaren 90 het Globaal Plan van Dehaene; Globaal Plan dat ons in de euro heeft geloodst. Met dank ook aan Gouverneur Fons Verplaetse van de Nationale bank, ook een Leuvense economist. En zoals professor Karel Tavernier, oud-vicerector en ex-Algemeen Beheerder van KU Leuven, tevens oud-voorzitter van Ekonomika Alumni, placht te zeggen: ‘Het is allemaal van ons!’
Zolang er gereageerd wordt, en vooral gepást gereageerd wordt, kan élke crisis bedwongen worden.
De jaren 70 waren ook de jaren van de Club van Rome, de club van de doemprofeten die de uitputting van de grondstoffen op onze planeet aankondigde, de voorgangers van de huidige klimaatpessimisten. Die oliecrisissen waren natuurlijk koren op hun molen. Maar ook de Club van Rome heeft ongelijk gekregen. Waarom? Omdat er natuurlijk gereageerd werd. Weeral dankzij die fantastische veerkracht. Gereageerd werd er vooral onder de vorm van technologische innovaties. En
door nieuwe recyclagetechnieken. Vandaag zijn de grondstoffen schier onuitputtelijk. Maar daarom niet altijd toegankelijk.
Om onze afhankelijkheid van olie te verminderen werd in de jaren 70 ingezet op kernenergie, hetgeen nog altijd één van de verstandigste beslissingen is geweest die ooit genomen werden op het vlak energiebeleid. Kernenergie is het toppunt van ons wetenschappelijk en technologisch vernuft: kernenergie heeft een uniek grote energiedichtheid op zo’n kleine ruimte, met weersonafhankelijke stroom, 24u/24u en 7/7 die bovendien CO2-vrij is, dus klimaatvriendelijk.
Uitgerekend in 1975 ging de eerste kernreactor Doel 1 in ons land van start. Helaas werd die onlangs afgeschakeld…
Wat zei ik ook alweer? We kunnen elke crisis bezweren als we reageren en vooral: als we gepást reageren?… Ja, als we gepast reageren.
Helaas heb ik de indruk dat er nu meer ongepast dan gepast gereageerd wordt. En dan zou onze geroemde veerkracht en slagkracht ons wel eens in de steek kunnen laten, en het omgekeerde effect kunnen hebben, namelijk een neerwaartse spiraal. En dan zou rockgroep R.E.M wel eens gelijk kunnen krijgen met hun hit: ‘It’s the end of the world as we know it.’
Welvaart is immers géén verworvenheid, is geen erfgoed. Welvaart kan wel degelijk verloren gaan. Want welvaart moet verdiend worden, elke dag opnieuw, door duizenden bedrijven en tienduizenden werknemers. Ooit was Libanon het Zwitserland aan de Middellandse zee, en was Venezuela een rijke oliestaat. En ooit was Argentinië één van de welvarendste naties ter wereld. Ooit. En kijk naar Griekenland dat tijdens de laatste eurocrisis tientallen procenten welvaart verloren heeft.
Ja, een economie vindt altijd wel een nieuw evenwicht… máár dat evenwicht kan zowel op een hoger als op een lager welvaartsniveau zijn.
Maar het hoeft dus niet ‘the end of the world’ te zijn ‘as we know it’. Als we maar gepast reageren.
Laat mij ter afronding nog even het thema van de‘globalisering’ nemen.
In de jaren 70 was globalisering tegelijkertijd een groeimotor én een groeivernietiger. De olieschokken
waren de aanleiding van de crisis maar de globalisering was de échte ‘killer’. Plots werd de westerse wereld overspoeld met goedkope spullen uit eerst de Aziatische Tijgers zoals Zuid-Korea, Hongkong en Taiwan, en later uit China. Onze industrie werd door de olieschokken uit de markt geprijsd en kreeg zware klappen.
De redding voor de Europese industrie kwam evenwel óók van de globalisering, namelijk van de uitbreiding van de Europese Interne Markt, met de toetreding van het Verenigd koninkrijk tot de EEG in 1973. Een gepaste beslissing! Dan is de Brexit van bijna 50 jaar later niét de gepaste beslissing geweest. Elke uitbreiding van de Europese Unie, van 6 naar 9 en nu 27 lidstaten, heeft onze industrie altijd een ‘boost’ gegeven, wegens de marktverruiming.
Natuurlijk heeft onze industrie zich qua producten en productieprocessen grondig moeten aanpassen, en heeft dus een ware metamorfose ondergaan… zij het met bloed, zweet en tranen.
Maar uiteindelijk heeft de globalisering de Europese industrie gered.
Wat nù gebeurt, met eerst de Brexit en recenter de tarievenoorlog van Trump, krijgen we een aanslag op de globalisering. Die globalisering is weliswaar robuust – zo snel storten die waardeketen niet in - maar de verstoring van de handelsrelaties door de tarievenoorlog, ondermijnt wel degelijk de wereldeconomie.
Luc Devos bezong de middenstand: ‘De Middenstand regeert het land, beter dan ooit tevoren’, maar dat is nu niet langer het geval, en zeker minder dan ooit tevoren.
Het zijn nu de economische grootmachten, Amerika en China, en de tech-giganten, die de eerste viool spelen. Hopelijk zal men aan de overkant van de Grote Plas spoedig het licht zien, want ‘sterren komen en sterren gaan maar alleen Elvis blijft bestaan’, ja hoor Donald, alleen Elvis lijft bestaan.
Zonder globalisering zal de welvaartsgroei op wereldvlak stokken. Dit is geen pleidooi voor een ongebreidelde vrijhandel, maar voor een vrijhandel gebaseerd op wederkerigheid, en op ‘fair trade’ volgens een rules based international trade. En daarin kan iedereen die aan de vrijhandel deelneemt zijn troeven uitspelen.
Tot slot: er zal veel diplomatie en psychologie nodig zijn om het economisch beleid in Washington terug op het rechte pad te krijgen. Veel psychologie, maar daarvoor zijn ze bij mij aan het verkeerde adres, want ik ben de ’psychokiller’ van de Talking Heads, ja de: ‘Psychokiller, qu’est-ce que c’est?... Fa Fa Fa…!
Ik dank u.

Comentarios